
Dokkumer Toer
Kunstroute
Jeroen de Boer
Richard v/d Mark
4HB
CKV kunstroute
Interview met Janet slotboom
1: Waarom bent u kunstenares geworden?
Vanaf mijn jeugd ben ik al heel creatief, en de laatste jaren ben ik me steeds meer gaan richten op mijn creativiteit en heb ik besloten om hier mijn werk van te maken.
2: Wie/wat heeft u geïnspireerd om met natuurlijke materialen te werken?
De omgeving waar ik woon, ik hou erg van de natuur, daar zijn alle vormen en kleuren aanwezig, naast de natuur haal ik ook veel inspiratie uit de architectuur.
3: Wat is volgens u uw mooiste kunstwerk tot nu toe?
Ik ben op dit moment met 6 kunstwerken bezig, die allen een organische vorm hebben en waar ik de fantasie van mensen mee wil prikkelen. (No 1 staat op mijn website)
4: Wie is uw grootste voorbeeld?
Dat is een hele moeilijke vraag, die heb ik eigenlijk niet. Ik vertrouw op mijzelf, daarbij bewonder ik wel een aantal kunstenaars, bijvoorbeeld MC Escher, Dali, Claudi Jongstra.
5: Hoeveel kunstwerken heeft u over de laatste twee jaar ongeveer gemaakt? oeps dat is een moeilijke vraag, dit jaar meer dan vorig jaar, als ik alles meetel kom ik wel op zo'n 30 per jaar.
6: Waarom wil u toeschouwers prikkelen om zelf invulling te geven aan wat diegene ziet?
Omdat je als kind (zo rond je 4e levensjaar allemaal heel creatief bent, niet alleen met je handen maar vooral in je mind) als je volwassen wordt verdringen mensen hun creativiteit, dit komt door de omgeving waarin wij leven. Ik probeer mijn toeschouwer zijn eigen creativiteit te gebruiken en ontdekken.
7: Waar haalt u de inspiratie voor uw kunstwerken vandaan?
Vanuit de natuur en architectuur.
8: Waarom vind u het leuk om kunstwerken te maken?
Het is heerlijk om met je gedachten en kunnen dingen te creëren.
9: Hoelang bent u al kunstenares?
Vanaf 2006 ben ik mij hier steeds meer in gaan ontwikkelen, ik ben pas sinds mei 2014 professioneel kunstenaar, dit houd in dat ik mijn brood moet verdienen met de kunst die ik maak.
10: Wat voor soort kunst vind u het leukste om te maken?
Het bijzondere van mijn werk is dat ik voor mensen die erg ziek zijn, en die niet meer lang te leven hebben samen met deze persoon een monument te maken die zijn nabestaanden aan hem of haar herinneren.
Maar het leukste vind ik dat ik vrij werk mag maken. Een voorbeeld is een kunstproject wat ik heb gedaan, colored sheep, ik heb me toen verbeeld hoe het zou zijn als alle schapen een andere heldere kleur zouden hebben en met hun vacht langs het prikkeldraad lopen, dan zie je allemaal kleuren aan het prikkeldraad. (zie een voorbeeld op mijn website) Ik heb toen langs een zandpad allemaal plukken geverfde schapenwol bevestigd aan het daar aanwezige prikkeldraad.
11: Speelt u ook een rol in de evenementen bij de culturele hoofdstad in 2018? Niet direct maar wel indirect, een aantal ideeën worden nog uitgewerkt.
12: Wat voor gevoel heeft u bij het maken van een grafmonument?
Dat ik iets moois kan maken waar de nabestaanden een fijne herinnering aan overhouden, en zo de begraafplaatsen een meer persoonlijke plek wordt, en niet alleen maar saai en hetzelfde.
13: Is u gevoel veranderd met het maken van kunst over de jaren?
Jazeker, ik denk nu veel meer na over het gebruik van mijn materialen, de herkomst en wat ik er allemaal mee kan maken. Ik beperk me niet alleen tot wol en steen. ik maak ook andere werken, die ik nog niet op mijn website heb staan.
14: Heeft u er ooit over gedacht om een andere soort kunstwerken te maken? Of te gaan schilderen?
ja, momenteel werk ik met oostindische inkt op linnen doek. Hierbij maak ik zelf mijn kwasten, echt fun. Als jullie een keer zoiets op school willen doen, moeten jullie me maar benaderen.
15: Wat denkt u dat andere mensen vinden van uw kunstwerken?
Oeps, dat is moeilijk, eigenlijk kan me dat geen barst schelen, ik maak wat ik mooi vind, of verantwoord. Bij grafmonumenten ligt dit wat anders dan probeer ik zoveel mogelijk dicht bij de mensen te blijven en te kristalliseren uit de gesprekken wat zij mooi vinden.
Monument van Bonifatius
Bonifatius, ook wel Bonifacius, geboortenaam: Wynfreth (Winfried) was een van de belangrijkste missionarissen en kerkhervormers in het Frankische rijk, bisschop, martelaar en heilig verklaarde.
Bonifatius wordt ook de Apostel van de Duitsers genoemd. Meer nog dan missionaris was hij de inrichter van de kerkelijke structuren in het gebied van het huidige Duitsland en, wat evenzeer cruciaal is geweest, de binding daarvan aan de Heilige Stoel. Bonifatius werd zo de architect van het christelijke West-Europa, omdat hij een groot aandeel had in de grondvesting van de kerk van Rome en in d
Er zijn verschillende stukken geschreven over het leven van Bonifatius, van kort na zijn dood tot ongeveer 1100 na Christus. Ongeveer dertien jaar na zijn dood, werd Bonifatius als Winfrid of Wynfrith geboren in een adellijke familie. Als familieleden van Bonifatius wordt ook wel vermeld Richard van Wessex, Willibald van Eichstätt, Winnibald en Walburga.
Waarschijnlijk was Crediton in Devonshire zijn geboorteplaats. Willibald beschrijft hoe de jonge Winfried (Bonifatius) zich tegen de wil van zijn vader al wilde wijden aan het kloosterleven. Toen zijn vader dodelijk ziek werd en bijna overleed, zag hij dat als een teken ,gaf hij toe en vertrouwde de zevenjarige Winfried als puer oblatus toe aan het klooster. Hij kreeg zijn opvoeding en theologische scholing in de abdijen van Exeter en Nhutscelle (Nutshalling, nu Nursling bij Southampton), waarna hij toetrad tot de Benedictijner orde. Op zijn dertigste, rond 705 na Christus, werd hij tot priester gewijd. Hij werd hoofd van de kloosterschool en maakte naam als leraar, exegeet, historicus, grammaticus en literator. De eerste Latijnse grammatica in het Engels was van zijn hand. Hij was bestemd om abt te worden, maar de missie was zijn grote doel, groei naar culturele eenheid van West-Europa.
In 716 na Christus verliet Winfried (Bonifatius) Engeland om een eerste missie-expeditie naar Friesland te ondernemen. Hij wilde de bewoners bekeren tot het christendom door in hun eigen taal tot hen te prediken. Zijn eigen Oudengels of Angelsaksisch was immers verwant aan het Oud fries. Deze eerste zendingsreis werd een mislukking door de politieke omstandigheden: onder leiding van koning Radboud konden de Friezen in deze korte periode profiteren van de Frankische Burgeroorlog, die uitbrak na de dood van Pepijn van Herstal. Zij brachten de Franken, die onder leiding stonden van de latere hofmeier Karel Martel, in samenwerking met de Neustriërs een nederlaag toe in de Slag bij Keulen. Juist de Frankische steun was cruciaal bij de kerstening. Winfried werd door deze gebeurtenissen gedwongen huiswaarts te keren.
In 732 na Christus benoemde paus Gregorius III Bonifatius tot aartsbisschop en tot pauselijk vicaris voor het oostelijke deel van het rijk der Franken. Bovendien verleende hij hem toestemming om bisdommen te gaan stichten. Tot aan 736 werkte hij in Beieren, waar hij de Kerk reorganiseerde, onder andere door het stichten van bisdommen in Regensburg, Passau, Salzburg en Freising.
Van 736 tot aan 753 bleef Bonifatius voornamelijk als kerkhervormer aan het werk in het Frankische rijk aan beide zijden van de Rijn. Zo organiseerde hij de grote Australische synoden van 742 en 743 (Les Estinnes) en de Neustrische synode van 744 (Soissons).
In 744 liet hij Sturmius de abdij van Fulda stichten. Dit groeide uit tot een plaats van Europese betekenis. In 745 werd hij aartsbisschop-metropoliet met zetel te Mainz.
Trekschuit de Herinnering
De trekschuit of snik is in 1980 gebouwd in opdracht van de stichting Stamboek Ronde- en Platbodemjachten. Het is een reconstructie op ware grootte van een trekschuit die nog steeds in Friesland bleek te zijn en oorspronkelijk uit de 18e eeuw dateerde.
Een trekschuit is een historisch schip met een roefje, dat door een paard of door menselijke kracht vanaf de wal wordt voortgetrokken. De trekschuit werd vooral gebruikt voor vervoer van passagiers. Het ontstaan van de trekschuit wordt in verband gebracht met de opening van het kanaal Willebroek - Brussel in 1561. Bekend is dat Willem van Oranje in 1577 met een trekschuit over dit kanaal reisde. Ook is bekend dat in 1582 bij Leiden ook reizigersvervoer per trekschuit plaats vond. De oudste bekende akte voor reizigersvervoer per trekschuit dateert uit 1618 van de route Brussel naar Antwerpen. In het gewest Holland, Friesland en in Groningen werden na 1632 veel trekvaarten gegraven. In de 17e en 18e eeuw waren er in deze gewesten veel verbindingen die met trekschuiten werden onderhouden. Tot de komst van de spoorwegen in de 19e eeuw was de trekschuit de meest comfortabele en regelmatige wijze van transport tussen de steden en dorpen die met trekvaarten waren verbonden. Hij is één van de voorlopers van modern openbaar vervoer geweest: de schuit voer volgens dienstregeling en nam iedereen mee die bereid was om het vastgelegde bedrag te betalen.
Het schip werd getrokken door de snikjong ook genaamd jagertje. Dit trekken werd jagen genoemd. Het pad waarlangs de jager loopt heet het jaagpad. De lijn werd aan scheepszijde veelal op enige hoogte aan een mast vastgemaakt zodat deze over bosjes en dergelijke heen liep. Op scherpe hoeken en kruisingen van vaarten en dergelijke stonden rolpalen waar buiten langs de lijn werd geleid om te voorkomen dat het schip daar de kant in werd getrokken.
Er werden voor de trekvaart speciale scheepstypen gebruikt. Deze moesten vrij licht zijn om zo toch enige snelheid te kunnen maken. Ze werden veelal getrokken door een paard in draf en haalden naar schatting een snelheid van zeven kilometer per uur. Uit tekeningen uit de 17e eeuw blijkt dat trekschuiten vaak recht vallende stevens hadden. In Groningen en Zuid-Holland werd de snebbeschuit hiervoor veel gebruikt. In Noord-Holland werden trekschuiten veelal als kaag aangeduid. In 1621 stelde het Groningse stadsbestuur ronde voorstevens verplicht, waardoor de spitse vorm ontstond. Een scheepstype dat zeer veel voor trekvaart is gebruikt, is de snik. In 1645 worden de snikkeschippers voor het eerst genoemd, namelijk in Leeuwarden.
De Tol
De tol is gemaakt in het jaar 1998. Het is een sculptuur gemaakt van graniet en het is toegankelijk voor iedereen. Het kunstwerk is gemaakt door Hilda Kanselaar.
De Tol is in drie verschillende soorten mallen gegoten en ter plekke in elkaar gezet.
Op de deksel van de Tol staat ‘Dokkummer Brunoon’.
Brunoon is een muntstuk die voor Dokkum is geslagen en als betaal middel werd gebruikt.
De Tol ligt schuin voor de Waegh, beiden een evenwichtspunt.
Hilda Kanselaar is geboren in Sneek en opgegroeid in Amsterdam. Op jonge leeftijd werd ze al geïnspireerd door haar kunstzinnig schilderende vader en haar moeder als hoedenmaakster. Als kind werden diverse prijzen gewonnen met kunstzinnige uitingen, waaronder een eerste prijs van 'Artis' in Amsterdam.
De opleiding voor sociaal cultureel werk heeft haard geïnspireerd om kunst, waar mogelijk, een onderdeel te laten worden van het sociale gebeuren van de bewoners, voorbeelden zijn de later uitgevoerde monumentale opdrachten voor het plein in Joure en de wijk Gernaert in Drachten. Haar kunstzinnige opleiding heeft ze in 1986 afgerond aan de Academie 'Vredeman de Vries', afdeling Monumentale Vormgeving te Leeuwarden. In 1988 heeft ze de onderwijsakte tekenen gehaald en vanaf die tijd is ze docent kunstzinnige vakken aan diverse middelbare scholen. Inspiratiebronnen zijn onder andere Pablo Picasso, Friedensreich Hundertwasser en Rudi van de Wint. Van de laatste maakte zijn schilderkunst, ruimtelijk werk en bouwkunst veel indruk op haar.
Vanaf 1988 zijn er vele monumentale opdrachten uitgevoerd, vooral in Friesland. Monumentale uitstapjes waren er onder andere in Lelystad, Roden en Utrecht. Er zijn samenwerkingsverbanden geweest met andere kunstenaars, waaronder Rijna Makkinga.
Door haar onderwijsbevoegdheid kwam allerlei cursuswerk in beeld. In Sneek werden/worden schilder- en tekenlessen gegeven. Aan het Creativiteitscentrum´It Toanhûs´ in Joure worden beeldhouw-, vilt- en bronsgietcursussen gegeven. Een andere creatieve uitstap is illustraties maken voor het muziekblad 'De Pyramide´.
Molen De Hoop
De Hoop is een windmolen in Dokkum uit 1849. De achtkante bovenkruier is een stellingmolen.
Eigenaar is de Stichting Monumentenbehoud Dongeradeel. De Hoop is één van de twee molens die Dokkum rijk is. De andere molen is de Zeldenrust. Beide molens staan op de bolwerken. De functie van de molen is korenmolen.
Een korenmolen, graanmolen of meelmolen is een molen waarmee uit graan meel wordt gemalen.
Al in de oudheid maalden mensen hun graan; aanvankelijk met twee over elkaar wrijvende stenen, zoals de napjesstenen, later met ronddraaiende handmolens of kweerns, weer later met watermolens of windmolens. In het verleden rustten het windrecht of de rechten op het malen van graan bij de plaatselijke heersers. In de zogenaamde banmolens of dwangmolens moest men op last van de plaatselijke heerser het graan laten malen, waarvoor een provisie betaald moest worden. Pas in de Franse tijd kwam in de Lage Landen een einde aan deze feodale regeling.
Als een graanmolen enkel voor tarwe, rogge of spelt wordt/werd gebruikt, duidt men deze molen respectievelijk aan als tarwemolen, roggemolen of speltmolen.
De hoop is als type molen een stelling molen.
Een stellingmolen is een hoge windmolen met een galerij of stelling. Zo'n molen staat meestal in bebouwd gebied en moet hoog zijn om binnen de bebouwde kom voldoende wind te kunnen vangen, de vrije windvang. De wieken en de staart reiken dan ook niet tot de grond.
Om dan de molen te kunnen bedienen moet er halverwege de hoogte een stelling zijn (of ook wel omloop, zwichtstelling, galerij, gaanderij of balie genoemd), die rondom de molen loopt. Vanaf deze stelling wordt de molen gekruid en worden de zeilen aan de wieken voorgelegd.
Beneden beschikt men op deze manier over een grote ruimte om met paard en wagen of auto naar binnen te kunnen rijden, zonder dat men door de draaiende wieken gevaar loopt. De voet van een stellingmolen is meestal van steen, vanaf de stelling omhoog is het soms een houten constructie.
Stellingmolens zijn meestal korenmolens, oliemolens of pelmolens.
De hoogste molen ter wereld is een stellingmolen: één van de vijf stadsmolens van Schiedam is tot aan de bovenste wiek bijna 45 meter hoog.
Molens zonder stelling, waarvan de wieken bijna de grond kunnen raken, worden grondzeilers genoemd.
Molen De Bleeke Dood in Zaandijk is de oudste nog bestaande houten stellingmolen van Nederland.
De Groenendaalse Molen bij Heemstede heeft zelfs twee stellingen.
De 3 pilaren
De 3 pilaren zijn een sculptuur en zijn gemaakt van beton, roestvrij staal en bladgoud. Op drie kleurige pilaren staan vergulde vazen en schalen, ze verwijzen naar de rijke historie van de stad. Ze zijn ook niet verwant met de pilaren die de oude Grieken hadden in hun tempels waar ze hun goden aanbeden. Die ook wel zuilen worden genoemd. Dei zijn namelijk gemaakt voor het dragen van een gebouw en de pilaren uit Dokkum zijn gemaakt om er leuk uit te zijn, als decoratie.
De 3 pilaren staan in Dokkum op de Grote Breedstraat en ze zijn gebouwd in 1998 in het kader van het kunstproject ‘Verborgen verleden’
Over het project 'Verborgen verleden'. In Dokkum worden herinrichtingsplannen van de historische binnenstad met behulp van een vormgevingsvoorstel Verborgen Verleden Verbeeld doorgevoerd. Het initiatief tot herinrichting is gekomen vanuit de Dokkumer middenstand. Bij de ontwikkeling van de plannen is een centrale rol ingenomen door de Stichting Kultuer en Toerisme yn Fryslân. De geïntegreerde aanpak heeft geleid tot een integraal en uniform vormgevingsconcept.
Het kanon
Wie een plattegrond van Dokkum bekijkt, ziet meteen dat het centrum van Dokkum de vorm van een zeshoek heeft. Op deze zes hoeken bevinden zich bolwerken. Dit is een uitbouw in een verdedigingswal van waaruit de stad kon worden verdedigd. De bolwerken van Dokkum zijn op die manier nooit gebruikt maar vormen nu wel mooie groene plekjes waar je in alle rust kunt genieten van de natuur en het uitzicht. Op het Noorderbolwerk staan oude Iepen die 150 tot 250 jaar oud zijn. In de jaren 70 zijn de Bolwerken en de kanalen er omheen gerenoveerd zodat schepen er gemakkelijker kunnen aanleggen.
Het kanon wat daar staat is een van de meerdere overgebleven kanonnen in Dokkum. Die kanonnen werden vroeger gebruikt om vijanden af te weren en Dokkum te verdedigen. De kanonnen stonde op de muren rondom Dokkum, die nu zijn weg gehaald vanwege dat het anders te krap werd voor alle inwoners om daarbinnen te wonen. Daarvoor waren al veel van de oude gebouwen in de binnenstad verwoest om plaats te maken voor gebouwen die meer ruimte gaven voor alle inwoners. Maar gelukkig werd de binnenstad van Dokkum, als een van de eerste plaatsen van Nederland, in 1974 uitgeroepen tot beschermd stadsgezicht en is daarmee een van de beschermde stads- en dorpsgezichten in Friesland

Trekschuit de Herinnering

Monument van Bonifatius

De Tol

Molen de Hoop

De drie Pilaren

Het Kanon
Maak jouw eigen website met JouwWeb